Spring naar content
Blog: wij zijn Tactus

Mijn ding

“Dit is echt je ding hé, bemoeizorg”, zegt mijn werkdate als we na het laatste huisbezoek in de auto zitten. Volmondig zeg ik “ja.” Ik denk: dat heeft ze heel goed opgemerkt. Wat maakt het werken met zorgmijders toch elke dag weer tot een uitdaging? Misschien omdat zorgmijders gewoon mensen zijn.

Je zult maar alleen wonen en 74 zijn. Altijd bij je moeder blijven wonen en op moment van haar overlijden woonde je er alleen. Niemand die er nog iets van zei als je de tweede fles wijn opende op één en dezelfde dag. Niemand die iets zei over je lange haren en dat je echt wel weer de kapper mocht gaan zien. Een tijdje kwam de huishoudelijke hulp van je moeder nog langs, maar de kosten vond je niet opwegen tegen een opgeruimd huis. Je was alleen en je afval weggooien kon je best zelf. En zo vies wordt een eenpersoonshuishouden toch niet?

Niemand die je aan het eind van de ochtend riep om uit bed te komen. Je bleef liggen omdat je juist `s nachts genoot van de stilte in de woning. Heerlijk de tijd om goede romans te lezen. Aan het eind van de dag ging je op de fiets naar de plaatselijke supermarkt voor wat eten en de wijn. Contact met buren had je al lang niet meer. Eigenlijk kon je ook niet meer vertellen wie er nu naast je woonde. Er werd veel gewisseld in deze kleine eengezinswoningen.

Zorg had zich in het verleden wel gemeld. Bemoeizorg. Je had geen idee waarom die man kwam en wat hij van jou verlangde. Het ging toch goed en je had ook helemaal geen behoefte aan mensen. Na een val en een langdurige ziekenhuisopname regelde die man de schoonmaak. De rekening kwam bij jou en daar was je het helemaal niet mee eens. Dat deed voor jou de deur dicht. Soms trof je een nieuwe bemoeial aan de deur. Het was de wijkbeheerder of de wijkagent. Je zei dat het goed ging en dan dropen ze gelukkig af.

Totdat het niet meer lukte. Je kon met moeite je bed uit komen en beneden uitkomen voelde als een overwinning die je olympisch noemde. De deur uit voor wijn en eten lukte niet meer. Je werd futlozer en moe, zo hemeltergend moe. Dus je bleef vooral in bed liggen. Opeens de politie boven aan je bed. Dit kon zo niet en de ambulancebroeder werd gevraagd om je te bekijken. Het ging vooral langs je heen. Ze lieten je thuis. Die hele delegatie vertrok zonder dat ze je voorzagen van eten. Je bleef in bed liggen, na al die ophef helemaal niet meer in staat om beneden op zoek te gaan naar iets eetbaars. Twee dagen later hoor je de bel. Je beseft dat dit wel eens je laatste kans kan zijn om iemand te vragen je te helpen. Je schuift moeizaam van je bed af en probeert op te staan. Dit lukt niet en al kruipende bereik je de overloop. De grootste hindernis is de trap die smal is door de traplift die al jarenlang niet meer doet dan een sta in de weg zijn.

Laat mij een dag of drie slapen, dan gaat het wel weer goed

Trede voor trede, stap voor stap kom je dichter in de buurt van je voordeur. Je hoort gepraat. Er zijn meer mensen voor je gekomen. Je hebt niet de kracht om te roepen dat je onderweg bent. Hopelijk ga je het redden en is niet iedereen weg als jij de voordeur open hebt gedaan. Het lukt je, zeker tien minuten nadat je de bel had gehoord. Je ziet een man en een vrouw. Ze zeggen je te willen helpen. Ze weten dat er twee dagen geleden ook mensen bij je zijn geweest. Je laat ze binnen. Binnenkomen is niet eenvoudig omdat de gang vol is met spullen en ook de keuken. De mensen komen binnen en vragen hoe het met je is. Ze vragen of je eten hebt. “Nee”, zeg je. Je wilt wel volle melk en witte bolletjes. De man gaat dit halen. De vrouw blijft jou observeren en vraagt af en toe iets.

De volle melk krijg je aangereikt in een beker. De laatste uit het keukenkasje. De man zegt dat dit zo niet kan. Hij vindt je zo verzwakt en mager dat hij erop staat dat nu de huisarts wel komt. Hier blijven vindt hij geen optie. Je wil niet weg, en hoe langer het allemaal duurt, hoe liever je weer terug wil keren naar bed. De man en de vrouw willen dat je op je stoel blijft zitten. Je gaat naar boven. Maar het grootste deel van je energie heb je al verspeeld met je afdaling. De eerste hindernis is naar de gang. Daar wordt een stoel neergezet voor een pauze. Dan de trap op. De huisarts komt, zo wordt er gezegd. ‘Zo snel mogelijk’. Zoveel haast is er niet bij, denk je. Je gaat toch niet opeens dood? Op de overloop is het op. Je gaat liggen en de man pakt een kussen zodat je hoofd zacht ligt.

Je herpakt je en kruipt richting het bed. Je slaapt al jaren in het tweepersoonsbed van je ouders. Daar zet je het stralingskacheltje aan. Je hebt het zo verdomd koud gekregen. De huisarts komt en wil van alles meten, maar dat lukt allemaal niet zo goed. Ze wil dat je naar het ziekenhuis gaat. “Laat mij een dag of drie slapen, dan gaat het wel weer goed”. De man zegt onomwonden dat je na drie dagen dood bent. Er komt een ambulance als de huisarts toch besluit dat je naar het ziekenhuis moet. “Ik ga niet weg”, roep je met alle kracht, maar het klinkt haast fluisterachtig.

De ambulancebroeder is rustig en aardig. Wel is ze standvastig. Ze zegt dat je wel mee moet. En werk je niet mee dan gaat ze de politie vragen om assistentie. Je gaat rechtop in bed zitten. Moeizaam, maar het lukt. Je begint voor de tweede keer vandaag aan de afdaling. Tijd voor pauze word je niet gegund, maar je bereikt de voordeur en buiten staat de brancard. Ze helpen je erop en het voelt goed als je eenmaal ligt. De man geeft je je tablet en oplaadsnoer. Ach, denk je, hij bedoelt het vast goed… en dan laat je de rit met de ambulance maar over je heen komen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerd

  • Blog: wij zijn Tactus
De herfst. Een tijd waar de bladeren verkleuren en van de boom afvallen. Een tijd van loslaten, en naar jezelf teruggaan. Een mooie tijd voor een Talk ’n Joy dag.
  • Tactus in Beeld
Metaforisch is de nieuwe woonzorgvoorziening De Sluis van Tactus in Hengelo ook te beschouwen als een sluis. Het leven van bewoners is geheel anders dan daarvoor.
  • Tactus in Beeld
Bij Tactus zet Wilco zich als verpleegkundige dagelijks in voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) die kampen met verslaving. Dat doet hij op één van onze TOPGGz-afdelingen.