Baby eendjes
‘Zie je nou wel, ik heb het altijd al gezegd!’. Hij wandelt rustig doch enthousiast ons kantoor binnen met een stapel papier in zijn hand. Zijn diagnostisch onderzoek is afgerond en vandaag heeft hij de conclusie te horen gekregen. Ik ben zeer benieuwd en vraag hem wat de uitslag is. ‘Groepen zijn niet goed voor mij, Jasmijn, dat staat nu ook op papier!’, vertelt hij blij. Ik vraag hem wat nog meer uit het onderzoek is gekomen. ‘Nou ja, dat ik af en toe een tikkie narcistisch ben, maar verder zeggen ze eigenlijk dat ik best een normale man ben’.
Hij denkt niet graag in hokjes. Maar goed ook, want er bestaat geen enkel hokje waar hij in te plaatsen valt. Hij bepaalt het liefst zijn eigen kaders en is daar lastig in te kaderen. ‘Ik begrijp het rechtssysteem heel goed, maar ik erken het niet’, heeft hij ooit tegen me gezegd. Hij weet zelf wel wat goed voor hem is. Zijn traject en de kliniek zijn voor hem soms een poppenkast. Voor onze ontwikkeling als therapeut vindt hij zichzelf wel een aanwinst in de kliniek. ‘Op mijn gedrag kun je afstuderen!’ roept hij trots.
‘Ik ben ervan overtuigd dat ik de opleiding van psychiater in drie maanden, zeg maximaal een half jaar zou kunnen afronden’. Hij zegt het niet als een grap; hij meent het echt. ‘Een beetje verhalen aanhoren en op een intelligente manier knikken: dat is wat jullie doen, niemand zou het doorhebben als ik op jullie plaats zou gaan zitten’. Twintig minuten later schiet hij aan de eettafel eten naar een andere cliënt en maakt hij op willekeurige momenten gekke geluiden.
‘Lijkt het nu alsof ik Gilles de la Tourette heb?’, vraagt hij met een lach op zijn gezicht. ‘Nee, nu je dat vraagt niet meer’. ‘Oh, dan moet ik beter oefenen!’. Hij huppelt nog net niet de ruimte uit.
Als zijn persoonlijkheid was geschreven door Stephen King, dan had het mij niet verbaast. Het is complex en met meerdere lagen. Maar dat maakt het ook weer heel leuk om hem erbij te hebben.
In het vroegste uurtje van mijn ochtenddienst zit hij in de tuin. Ik ga naast hem zitten. ‘Kijk Jasmijn, dat vind ik nou zo mooi’. Hij praat met een zachte stem en wijst naar de baby eentjes die in een rijtje achter elkaar achter hun moeder waggelen. ‘De natuur is toch zo mooi, kijk ze nou! Ik zou willen dat ze altijd zo klein zouden blijven. Maar op een moment vliegen ze uit, net zoals ik. De wijde wereld in. Maar pas als hun vleugels sterk genoeg zijn. Daar helpen jullie mij ook mee’.
Binnenkort gaat hij doorstromen. Waar naar toe weten we nog niet. Hij vraagt aan me of we hem gaan missen op de groep. ‘Weet je, een man zoals jij, die krijgen we nooit meer hier op de groep…’ Hij lijkt daar trots op te zijn en wij balen er –heel stiekem- best wel een beetje van. Want zo eentje als hij, die krijgen we écht nooit meer terug.
Gerelateerd
- Blog: wij zijn Tactus
- Tactus in Beeld
- Tactus in Beeld
Geef een reactie